top of page
Zoeken

Oedipus' got nothing on me

Bijgewerkt op: 16 okt 2024

De man die mij had grootgebracht was een imposante verschijning. Hij had het lichaam van een bootwerker; zijn spieren kon je onder zijn huid zien aanspannen, zelfs wanneer hij een kopje koffie dronk. Zijn platte en ietwat scheve neus verrieden een fel verleden, met opstootjes in de kroeg, waarover hij mij soms uitgelaten en dan weer schoorvoetend vertelde. Hij was van een dierlijk soort, waarbij elk kledingstuk dat hij aantrok pertinent niet bij hem paste, omdat het uit de toon viel bij zijn gehavende handen, die steevast onder de schrammen en modder zaten van het harde werken in de tuin. Zijn ogen waren als een glinsterend vissenvel, steeds veranderend onder de invalshoek waarop je hem benaderde. En hoewel hij weinig op had met zijn eigen uiterlijkheden of persoonlijke hygiene, kon hij des te meer genieten van het vrouwelijk schoon en de manier waarop zij zich kleedden en zich aan hem, of andere mannen, ā€˜etaleerden’, zoals hij dat noemde. Hij kon zich verwonderen over de magische kracht van make-up en betoverd raken door hoe een vrouw bewoog. Vaak benoemde hij het gebrek aan sierlijkheid bij mijn eigen moeder en gaf hij aan hoe vrouwen in Nederland er alles aan deden om zo onaantrekkelijk mogelijk voor de dag te komen. Zijn eigen gehavende voorkomen daarbij buiten beschouwing latend. Altijd sprak hij over ā€˜de vrouw’ als een heilige graal, een beeld waaraan je nauwelijks kon tippen en dat louter voorbehouden was aan diegenen die hij van heel dichtbij had meegemaakt; zijn moeder, zusje, een enkele schoolvriendin. En ikzelf, zijn enige dochter. Hoewel hij dat nooit als zodanig heeft gezegd of mij ooit direct dat gevoel heeft gegeven. Nee, het leek eerder alsof ik indertijd ook moest wedijveren om de titel ā€˜het summum van de vrouw’; een prachtige en geestige verschijning, die zowel gevat, scherp als makkelijk was en bovendien haar eigen broek kon ophouden. Dat ze daarbij een man nooit zijn mannelijkheid mocht ontnemen werd er niet bijgezegd, maar werd altijd pijnlijk duidelijk als hij woorden gebruikte als ā€˜een venijnig wijf’ of, nog erger in zijn ogen ā€˜een feminist’. Hij hield zielsveel van vrouwen, maar hij hield vooral van vrouwen die van hem hielden en naar hem opkeken. Veel later begreep ik dat ik al lang aan het beeld voldeed dat hij zo precies voor mij in woorden en situaties had gebeeldhouwd. Sterker nog; dat ik de belichaming van dat beeld geworden was, maar zelf de indruk had dat ik daar nooit aan kon voldoen.Ā 


Ik lig al in bed als mijn telefoon gaat. ā€˜Papa’ staat er op mijn scherm. Ik kijk naar de telefoon terwijl deze overgaat, zonder te weten wat ik ermee wil. Ik twijfel aan mijn eigen gevoelens en probeer rationeel te bepalen of ik zin heb om hem te spreken. Mijn lichaam voelt als een zware brij. Een homp vlees dat slechts in deze realiteit bestaat, terwijl mijn geest opstijgt. Een harde piep suist in mijn oren, maar ondanks dit alles voel ik me eigenlijk verassend goed. Het lijkt op een trip, van het goede soort. Een combinatie van MDMA en met de scherpte van een lijntje. Helder en high tegelijk. Ik ben euforisch over mijn eigen melancholie en zoek naar een pakje sigaretten. Zittend in het raam kijk ik uit op de Stadhouderskade en blaas kringetjes de nacht in. Moet je mij hier zien zitten. Ik maak een filmische foto van mezelf. Bewust van het moment en vastklampend aan de zwaarte ervan, zoals een deken die ’s nachts langzaam van je afvalt op de grond. Weer wordt er gebeld, de telefoon onderbreekt de playlist die opstaat. Ik klim uit het raam en neem op. ā€˜Hai pap, hoe is het?’ ā€˜Waarom nam je net niet op?’, klinkt het enkel aan de andere kant van de lijn. ā€˜Ik was nog even druk aan het werk en ik ga straks ook nog langs een vriendin, dus ik moest opschieten enzo.’ Ik hoor mezelf ratelen, terwijl hij door rookt. Iets dat hij altijd krampachtig probeert te verbergen, maar het geluid van smeulend en brandend as, wanneer hij een trekje neemt, verraden hem. Het is een bekend geluid voor me. Iets dat ik altijd hoor als ik met mijn vader bel. Ook wanneer hij weer eens zou zijn gestopt, was er na verloop van tijd altijd weer dat nauwelijks waarneembare bedrog. De onwaarachtigheid die je alleen opvalt, wanneer je de leugen al ziet aankomen. Ik liet het er altijd bij zitten als ik het hoorde, maar mijn broertje maakte het woedend als hij zijn belofte over het stoppen weer verbrak. Plechtig zwoer hij dan ā€˜nooit meer naar die eikel toe te gaan als hij hem weer nodig had’. Een belofte waarvan je wist dat deze nooit zou worden ingelost, want papa zei nooit dat hij ons ā€˜nodig’ had, maar droeg je altijd min of meer op wanneer hij je wilde zien. Net zoals de simpele woorden ā€˜ik mis je’ niet in zijn vocabulaire voorkwamen, omdat hij het vreselijk vond zich kwetsbaar op te stellen. Toch wist ik altijd precies wanneer hij me mistte. In zijn manier van doen doorklonk dan meestal een bepaalde weemoed, die ik slecht kon duiden. Het was als een muziekstuk die je kende uit je jeugd en nostalgisch kon mee neuriĆ«n, maar waarvan je de tekst vergeten was.


Hij onderbreekt mijn brij aan luchtledige woorden, die met name als doel hebben hem af te leiden van wat ik vooral niet zeggen wil. Dat ik de waarheid over hem ken nu en over wat hij was. En met name over wat hij niet is. Niet meer. ā€˜Dat werk van jou is niet goed voor je mijn schat, het eist veel te veel van je en dat kan je niet aan. Ik voel het en jij weet het.’ Ik knik en weet dat hij zelfs dat kan horen. Ik voel een enorme weerstand om hem te zien. Ik ben bang dat hij aan me zal merken dat er iets aan de hand is en hij met zijn priemende ogen zal doorvragen totdat ik zwicht. Ik kan het nog niet aan. Ik kan hem niet onder ogen komen, deze man die ik ooit vader noemde, maar waarvan ik nu weet dat hij dit niet is en me afvraag of hij dat ooit is geweest.


Van kleins af aan heb ik een enorm gebrek aan het vermogen om te liegen. De puberale streken en leugens over alcohol en het roken van sigaretten waren altijd aan mijn broertje voorbehouden. Niet dat ik een saai leven leidde; in tegendeel. Ik voelde me enorm aangetrokken tot de populaire kinderen op school, spannende experimenten en het uiten van grote emoties. Het leven van een verstandig en gemiddeld kind was niet aan mij besteed. Ik wilde dit aardse bestaan voelen en het opeten. Hard huilen om liefdesverdriet en tien keer in dezelfde valkuil trappen. Weemoedige gesprekken voeren met mijn vriendinnen, tegen wie ik stiekem altijd op keek. Omdat ze meer durfden dan ik, roekelozer waren en onbevreesder bovendien. Dat was ook direct mijn grote pijnpunt; ik wilde alles wel meemaken, maar werd ondertussen verteerd door angst over diezelfde keuzes en bezat niet de bravoure en souplesse die de anderen waar mee ik om ging wel hadden. En alhoewel ik goed ben in dingen verzwijgen, heb ik nooit kunnen liegen. Dat lukte ook niet, met een vader die door je heen keek en de angstige blikken en huilbuien die mij verrieden. Zeker wekelijks nam hij mij apart en vroeg hij me naast hem te komen zitten. ā€˜Vertel me maar wat er is, ik kan het aan je zien.’ Heel even dan deed ik alsof ik niet wist waar hij het over had, probeerde ik de moed te verzamelen om mijn rug recht te houden. Maar altijd brak ik weer en zakte ik verloren in zijn armen. Het voelde als een opluchting wanneer ik snikkend en heel precies kon uitleggen wat er was gebeurd en hoe ik me daarover voelde. Het beklemmende gevoel dat ik met iets groots en belangrijks rondliep, viel dan altijd direct van me af. Ik weet nog goed wat voor dingen hij zei als hij me al troostend een knuffel gaf. Dat ik gevoelig was en bijzonder. Dat veel mensen daar misbruik van zouden gaan maken in mijn leven en ik op mijn hoede moest zijn. Ik knikte dan veelbetekenend en zoog de woorden op en verankerde deze in mijn hele wezen. Als een mantra werd het herhaald in mijn hoofd wanneer ik later in mijn leven teleurgesteld werd en mensen mij zouden verlaten.


En nu verliet hij mij zelf, als een opstijgend vliegtuig, steeds sneller en met veel lawaai denderde hij bij me vandaan, zonder dat hij wist dat ik hem stond uit te zwaaien. In feite was dat misschien wel het grootste verraad, dat je je eigen tragiek kon dragen voor zijn ogen en je hem daar niet voor nodig had. Want als je hem nodig had, voelde hij zich machtig en dat was uiteindelijk alles wat hij wilde zijn.Ā 

Ā 
Ā 
Ā 

Recente blogposts

Alles weergeven
The kids are allright

Het is een heel gewone ochtend, m’n moeder heeft ons wakker gemaakt en gezegd dat we moesten opschieten. Dat doet ze elke dag, want haast...

Ā 
Ā 
Ā 
Truman Show

Als dit geschilderd is, De lucht zorgvuldig ingekleurd. De meren en zeeën Met een kraantje aangevuld, Tot aan de rand, Kunnen we...

Ā 
Ā 
Ā 
Pandora

Zittend in de tram kijkt ze uit het raam. Op haar schoot ligt een papier, er zit een vouwtje in de bovenhoek die ze met haar wijsvinger...

Ā 
Ā 
Ā 

Opmerkingen


contact
albergajulia@hotmail.com

 
bottom of page